}

De kunst van het afdalen

 

Het was een lust voor het oog om Matei Mohoric te zien afdalen in de 10eetappe van deze Giro. Ondanks het natte wegdek en de smalle wegen reed hij in een vliegende vaart naar beneden. Zijn collega Nico Denz moet dolgelukkig geweest zijn dat hij heelhuids beneden kwam in het wiel van Mohoric.
Renners als Mohoric, Sagan, Nibali en in het verleden Samuel Sanchez en Paolo Savoldelli hebben het afdalen tot kunst verheven. Nu hoef je als wielertoerist niet de trucs uit te halen die deze mannen uithalen, maar een degelijke daaltechniek kan je wel helpen om zonder risico’s naar een goede eindtijd in een Gran Fondo te rijden. Neem deze tips dus nog even door als je deze zomer de bergen in trekt en dan is ook voor jou het afdalen geen kunst aan.

Het begint allemaal met vertrouwen in het materiaal. Als je met velgremmen rijdt zorg je er dus voor dat je velgen en je remblokken schoon zijn en dat je remmen goed werken. Controleer voor een lange afdaling ook nog even of er geen speling in het balhoofdstel zit. De volgende stap in de voorbereiding is parcourskennis. Een afdaling wordt een stuk gemakkelijker wanneer je weet wat je te wachten staat. Als je de afdaling nog nooit gereden hebt kan je van tevoren via bijvoorbeeld Strava zien waar de scherpe bochten zitten. Tijdens de afdaling kan een kaart op je fietscomputer ook van nut zijn.

Het klinkt misschien logisch, maar zet je ketting altijd op het buitenblad voordat je aan de afdaling begint en hou je handen onderin de beugel. Nog altijd zijn er wielertoeristen die dit niet doen, maar het is ten eerste levensgevaarlijk omdat je over je stuur heen kan klappen en ten tweede heb je meer controle over je fiets met je handen onderin de beugel.

Als het asfalt goed is en de weg is droog probeer je de fiets op de rechte stukken te laten lopen. Je hoeft niet met je lichaam op je stang te gaan hangen, maar onnodig krampachtig remmen is nergens voor nodig. Als je materiaal goed is kan je erop vertrouwen dat je voor de bocht genoeg remkracht hebt om vaart te minderen.

Blijf altijd naar voren kijken in een afdaling zodat je kan zien waar de bocht naar toe gaat en probeer als het even kan al te kijken naar de volgende bocht. Een renner of motor die voor je rijdt kan je eveneens helpen bij het inschatten van een bocht. Op het moment dat je de bocht nadert rem je uiteraard af en schat je in met welke snelheid je de bocht kan nemen. Hier denk je niet bewust over na, maar je vertrouwt op je instinct. Hoe vaker je een bocht neemt, hoe beter je kan bepalen hoe hard je door de bocht kan.

Kijk vervolgens altijd naar het punt waar je naar toe wil. Idealiter eindig je aan de buitenkant van de weg, maar omdat je niet in koers zit en dus altijd een bepaalde veiligheidsmarge wil houden, richt je je vizier niet helemaal op het randje. Je begint de bocht aan de buitenkant van de weg, vervolgens ga je in het midden van de bocht naar het midden van de weg (nooit voorbij de witte lijn, je bent geen prof) en door de middelpuntvliedende kracht kom je weer aan de buitenkant uit. Je binnenste voet hou je omhoog en met je buitenste voet zet je druk op je pedaal. Je bestuurt je fiets door je lichaamszwaartepunt te verplaatsen, niet door te sturen met je stuur. Denk aan een motorrijder die vol de bocht in gaat. Mocht je te hard de bocht ingaan, dan kan je in een afdaling nog een beetje bijremmen in de bocht. Doe dit vooral niet alleen met je achterrem, dan lig je op het asfalt.

Tot slot is het vooral een kwestie van oefenen, begin daarbij met het oefenen van de bochten op de vlakke weg. Ga je echt de bergen in en twijfel je aan je daalcapaciteiten? Neem dan iemand mee die ervaring heeft en je vertrouwen geeft om op een fatsoenlijke manier beneden te komen.