}

Data-analyse: het directe effect van hoogte

Je hebt het vast wel eens meegemaakt. Een jaar lang heb je hard getraind voor een groot doel in bergen. Je weet ongeveer welke vermogens je zou moeten kunnen trappen, maar tijdens de dag zelf zit je daar toch onder. De Dolomietenmarathon bijvoorbeeld wordt op grote hoogte gereden. Het laagste punt ligt op 1329 meter en het hoogste punt op 2219 meter. Dat betekent dat je gemiddeld gezien op zo’n 1700 meter rijdt als je 6 uur onderweg bent.

Hoeveel invloed heeft hoogte nu op het prestatievermogen? Uit studies is gebleken dat het prestatievermogen afneemt (zie grafiek, uit: Maximal and submaximal exercise performance at altitude, Fulco et al, 1998), maar merken we dit ook in de praktijk?

 

In september hebben we namelijk met  zeven goed getrainde mannen in de omgeving van Bormio getraind en meegedaan aan de Gran Fondo Stelvio. We hebben cols als de Mortirolo (1800 meter), Gavia (2600 meter) en de Stelvio (2750 meter) beklommen. Het prestatievermogen tijdens het klimmen neem snel af boven een hoogte van 2000 meter. Daarom laten we de Mortirolo even buiten beschouwing en kijken we naar de prestaties op de Gavia en de Stelvio.

 

 

Dag 1: Gavia

Onderstaande acht grafieken geven de data weer van de beklimming op de Gavia op de eerste trainingsdag. Klik op een grafiek om deze in zijn geheel te bekijken.

De tabel geeft de vermogens en hartslagen weer van iedere renner boven en onder de 2000 meter. PWR:HR is het vermogen gedeeld door de hartslag. Dikgedrukt zijn de gemiddelde waardes.

Dag 2: Stelvio vanuit Bormio en vanuit Prato

Onderstaande grafieken zijn van de eerste beklimming. Vijf renners deden deze klim.

De volgende grafieken zijn van de tweede klim van de dag. De Stelvio vanuit Prato, gereden door alle zeven renners.

Dag 4: Gran Fondo Stelvio, finish op de Stelvio (dag 3 was een rustdag)

Conclusie

Het is een hoop data, maar de overeenkomsten tussen de verschillende renners en hun prestaties op de verschillende cols is duidelijk te zien. Er wordt door iedere renner duidelijk minder vermogen geleverd boven de 2000 meter op een beklimming. Alleen renner 3 was in staat om op de Gavia meer vermogen te leveren boven de 2000 meter, maar daar staat wel tegenover dat zijn hartslag beduidend hoger was. Wat verder opvalt zijn de interindividuele verschillen. Het lijkt er bijvoorbeeld op dat renner 4 minder last van de hoogte heeft dan de overige renners.

Het is wel wat makkelijk om het verval alleen maar toe te schrijven aan de hoogte. Zo werd op de eerste dag de Gavia na 4 uur fietsen beklommen en zat er al wat vermoeidheid in de benen. Ook is er niet zorgvuldig bijgehouden wat iedereen heeft gegeten en gedronken, wat ook van invloed is op het verval. En wanneer je boven de 2000 meter hoogte komt ben je al een tijdje aan een beklimming bezig.
Toch kan je aan de hartslagen in de grafieken zien dat niemand veel te hard of met een te hoge hartslag aan een beklimming begint. Iedereen deelt redelijk goed in, maar ontkomt niet aan een verval in vermogen.

Wat interessant is aan de tweede dag is dat het gemiddelde vermogen over de eerste klim het hoogste is. Iedereen begint namelijk relatief fris aan deze klim. Toch is ook hier sprake van verval en de vermogen : hartslag ratio is 0,1 punt hoger <2000 meter vergeleken met >2000 meter. Alleen renner 6 heeft op deze klim goed ingedeeld en een verwaarloosbaar verval.

Op de laatste dag is het verval het kleinst. Dit zou wellicht toe te schrijven zijn aan acclimatisatie. De groep verblijft dan immers al 4 dagen op hoogte. Al zou ook de rustdag op dag 3 van invloed kunnen zijn.

Waar je zelf in ieder geval rekening mee moet houden tijdens lange beklimmingen op hoogte is dat je boven de 2000 meter minder zal gaan leveren. De belangrijkste manier om dit verlies te beperken is om je inspanning zeer goed in te delen en te zorgen dat je voldoende eet en drinkt tijdens de rit. Als je een belangrijk event hebt gepland in het hooggebergte is het aan te raden om ruim van tevoren af te reizen zodat je lichaam de tijd heeft om te acclimatiseren.